SdKfz 231 | |
---|---|
Type | Zware pantserwagen |
Land van herkomst | Duitsland |
Bouwfirma ('s) | Magirus, Daimler-Benz, Büssing-NAG |
Ontwerp | Kazan Testcentrum |
Productie (ontwerp / productie / in dienst) | 1932-33 / 1932-1935 / 1932-1940 |
Gebruiker(s) | |
Specificatie | |
| |
Afmetingen (lengte / breedte / hoogte) | 5,57 m. / 1,82 m. / 2,25 m. |
Gewicht | 5700 kg. |
Motor(en) | 1x Daimler-Benz, Büssing-NAG of Magirus watergekoelde benzinemotor met een vermogen tussen 45 en 60 kW (60 en 80 pk.) |
Prestaties (snelheid / bereik) | 65 km/u /250 km. (weg), 200 km. (terrein) |
Bewapening | 1x 2-cm KwK 30 L/5 kanon, 1x 7,92-mm MG 34 machinegeweer |
Doorwaaddiepte | 0,6 m. |
Hellingshoek | 20° |
Verticaal obstakel | |
Overschrijdend vermogen | |
Bemanning | 4 |
Gebouwd | 928 |
Gebruik (Landen) | Duitsland |
De Schwerer Panzerspähwagen SdKfz 231 6x4, werd ontwikkeld in het Kazan testcentrum dat in de jaren '20 in de Sovjetunie was opgezet. Daar ontwikkelde de Duitse autoindustrie een 8x8 pantserwagenchassis dat te duur bleek om verder ontwikkeld te worden, zodat men in plaats daarvan een 6x4 chassis probeerde. De model gebruikte een vrachtwagenchassis als basis, en dit was oorspronkelijk een Daimler-Benz product, maar later werden er Büssing-NAG en Magirus chassis en motoren gebruikt. Deze chassis werden uitgerust met geschikte pantserrompen en -koepels, en ze werden zo gemodificeerd dat er zowel voor als achter gestuurd kon worden.
Vroege tests wezen uit dat er een steviger vooras en een aangepaste radiateur nodig waren. Het voertuig dat hiervan het resultaat was werd in 1932 gestationeerd bij Duitse legereenheden. De productie liep door tot 1935, toen er zo'n 928 waren gemaakt.
De 6x4 pantserwagens waren geen groot succes, maar ze werden gemaakt in een tijd dat het Duitse leger nog weinig ervaring had met het gebruik van pantserwagens, en ze waren daarom van onschatbare waarde als trainings- en voorbereidingsvoertuigen. Vanwege het gebruik van vrachtwagenchassis om pantserrompen te dragen die gewoon te zwaar waren voor dat onderstel, hadden de zeswielpantserwagens te weinig vermogen en onvoldoende terreinvaardigheid. Maar bij gebruik op de weg deden ze niet onder voor andere wagens van die tijd, en ze werden effectief ingezet tijdens de bezettingen van Oostenrijk en Tsjechoslowakije in 1938 en 1939. Ze kwamen ook in actie in Polen en Frankrijk. Hun uiterlijk had grote propagandawaarde, en daarom kregen ze destijds veel media-aandacht. Na 1940 werden ze langzamerhand teruggetrokken uit frontdienst en werden vooral ingezet voor training en tweedelijnstaken.
Vroege exemplaren van de zeswiel zware pantserwagens hadden slechts ruimte in de koepel voor één 7,92-mm MG 34 machinegeweer, maar de versie die vooral in gebruik was bij de zware pelotons van de Duitse gemotoriseerde legereenheden, was de SdKfz 231. Deze had een koepel met een 20-mm kanon, eerst de KwK 30 maar later de KwK 38 dat een hogere vuursnelheid had. Coaxiaal met dit kanon was er een 7,92-mm MG 34 gemonteerd, en er was de mogelijkheid om een luchtdoelmachinegeweer op het dak van de koepel te plaatsen.
De SdKfz 231 werd gebruikt als tactisch voertuig (met directe vuurondersteuning van gemotoriseerde infanterieeenheden gemonteerd op vrachtwagens en later op halfrupsvoertuigen), maar soms werd hij ook ingezet ter ondersteuning van lichte verkenningseenheden voor tankformaties. Een ander voertuig dat veel weg had van de SdKfz 231, was de SdKfz 232. Dit was in feite een SdKfz 231 uitgerust met een lange-afstandsradio waarvoor een grote en prominente raamantenne gemonteerd boven de koepel en boven de achterkant van de romp moest worden gemonteerd, waarbij de koepel dienst deed als ondersteuning voor het voorste gedeelte van de antenne. Een ander vergelijkbaar voertuig was de SdKfz 263, die ook een grote raamantenne had, maar waarbij de koepel vast stond en slechts ruimte bood aan één machinegeweer. De SdKfz 263 werd gebruikt als commandowagen.