Militaria Wiki
Advertisement

De Duitse vliegtuigindustrie was uitzonderlijk inventief tijdens de Tweede Wereldoorlog. Er werden een aantal experimentele bommenwerpers ontwikkeld, die vaak veel beter waren dan de overeenkomstige geallieerde typen.

Tijdens de eerste jaren van de Tweede Wereldoolog was er weinig verscheidenheid in de toestellen van de Luftwaffe. De Duitse bommenwerpervloot bestond voornamelijk uit de Dornier Do 17, Heinkel He 111 en Junkers Ju 87 en Junkers Ju 88. Vanuit de Do 17 werd de Dornier Do 217 ontwikkeld en de Ju 88 vormde de basis voor de Junkers Ju 188. Eind 1944 was de Duitse bommenwerperproduktie vrijwel gestaakt, doordat de prioriteit van de vliegtuigindustrie bij defesieve jagers lag. De bommenwerpervloot van de Luftwaffe bestond inmiddels uit de Do 217, een klein aantal He 111's, Ju 87's, een handvol Ju 88's en de Ju 188. Daarnaast werd de totaal nieuwe Arado Ar 234B straalbommenwerper in dienst genomen, als enige echt nieuwe bommenwerpertype dat voor de Luftwaffe geproduceerd werd tijdens de oorlog. Bij de gallieerden lag dat anders, zij namen tijdens WO II diverse nieuwe types in dienst, waaronder zware strategsche bommenwerpers als de Avro Lancaster en de Boeing B-29 Superfortress.

Experimentele types[]

De Duitse luchtmachtstaf hechtte meer aan het verbeteren van bestaande ontwerpen dan aan het introduceren van geheel nieuwe toestellen. Terwijl de Duitse troepen aan vele fronten vochten, begonnen de zware bombardementen van de geallieerden hun tol te eisen. En hoewel Hitler er eind 1943 persoonlijk op stond dat de Heinkel He 177 zware bommenwerper (eigenlijk een marinetype) voorrang moest krijgen boven de productie van jagers, werd het merendeel van de productiemiddelen toch aangewend voor het bouwen van jagers. Het is echter enigzins ironisch dat de Duitse vliegtuigindustrie wèl met een reeks experimentele toestellen kwam, die vaak zeer geavanceerd en innovatief waren en die veelal juist voor de bommenwerperrol bedoeld waren.

Arado[]

Toen de Arado Ar 234 bommenwerper ontwikkeld werd, bleek dat het casco veel meer vermogen kon hebben. Zo ontstond de Ar 234C, een viermotorige straalbommenwerper die uiteindeljk verscheen met twee paren van twee motoren onder de beide vleugels. De Ar 234C was een veelbelovend gevechtstoestel, maar vanwege het gebrek aan brandstof - dat eind 1944 voor Duitsland nijpend werd - kwam het niet uit de verf. Ook de zware bombardementen van de geallieerden op de vliegtuigindustrie hakten er flink in. Een ander experimenteel Ar 234 type was de Ar 234 V16 met pijlstelling. Deze werd uitendelijk echter nooit gebouwd.

Heinkel[]

Een van de experimentele toestellen van Heinkel was een He 177 bommenwerperversie voor grote hoogte. Dit toestel starte als de He 177A-4, maar al gauw werd duidelijk dat er radicale aanpassingen nodig waren aan het basisontwerp van de He 177. Het nieuwe type kreeg de naam Heinkel He 274. Hoewel de werkzaamheden in 1940 van start ging, duurde het nog tot 1944 eer het type klaar was voor zijn eerste vlucht. Uiteindelijk steeg het toestel niet op en het enige compleet afgebouwde exemplaar werd in deceber 1945 door de Fransen gevlogen. Met zijn brede vleugels en vier motoren werd de He 274 tot 1953 gebruikt voor testwerkzaamheden. Toen Heinkel zich realiseerde dat de problemen rond de gekoppelde motoren van de He 177 niet oplosbaar waren, werd in 1940 begonnen aan een conventionele viermotorige He 277. Maar pas in de zomer van 1944 kwan de officiële toestemming om de productie van de He 177 om te zetten in de productie van de He 277. Heinkel was echter al in het geheim begonnen aan het ontwerp onder de naam He 177B. Hiervan werden acht exemplaren gebouwd voordat de gehele productie overging op jagers. Alle He 177's werden al gauw verschroot.

Junkers[]

Junkers was ook een belangrijke fabrikant van experimentele types, zoals de Ju 287, Ju 388,Ju 390 en de Ju 488. De Ju 287 was zonder twijfel de meest radicale bommenwerper die tijdens de oorlog vloog. Hij was gebouwd als zware bommenwerper en moest de meeste bestaande jagers kunnen ontlopen. In 1943 hadden de Duitsers al vastgesteld dat pijlvleugels hogere snelheden mogelijk maakten, maar bij lage snelheid presteerden toestellen met pijlstelling niet goed. Daarom koos Junkers voor de Ju 287 voor naar voren gerichte pijlvleugels, in de hoop dat deze de besturing ten goede zouden komen. Er werd in augustus 1944 één langzaam Ju 287 V1 prototype gevlogen met enig succes. Het tweede V2 prototype werd in 1947 door de Russen gevlogen. De Ju 388 werd met enige haast geproduceerd om de snel verouderde bommenwerpervloot van de Luftwaffe te vervangen, nadat het programma rond de verbeterde middelzware 'Bomber B' was mislukt. De Ju 388 was de laatste ontwikkeling van het Ju 88 casco en werd in drie versies ontwikkeld,waaronder de Ju 388K bommenwerper. Het toestel werd nooit in productie genomen. Hetzelfde lot trof de Ju 390,een vergrote, zesmotorige versie van de Ju 290. De Ju 390 moest het opnemen tegen de Focke-Wulf Ta 400 en de Messerschmitt Me 264 in de strijd om het contract voor een bommenwerper die in staat moest zijn om New York aan te vallen vanaf bases in Europa. De Duitse oorlogsindustrie was echter al te zwaar aangeslagen voor een dergelijk productieprogramma. Een andere experimentele Junkers-gigant was de Ju 488. Dit vreemde toestel was als een strategische bommenwerper gebouwd op basis van aangepaste Ju 188-, Ju 288- en de Ju 388-onderdelen. Het programma werd in november 1944 stopgezet.

Messerschmitt[]

Messerschmitt ontwikkelde de Messerschmitt Me 264 in antwoord op de vraag van de Luftwaffe naar een 'Amerika-bommenwerper', ondanks het feit dat de bouw van jagers officieel de hoogste prioriteit had gekregen. De Me 264 V werd in december 1942 gevlogen, maar door de veranderde behoefte van de Luftwaffe moest het toestel voor een groot deel herontworpen worden. Het Me 264 V2 prototype dat volgde, werd door bommen verwoest en het programma werd in 1944 stopgezet.

Advertisement