schip | |
---|---|
Type | Missile boot |
Land van herkomst | Denemarken |
Bouwfirma | Frederikshavn Værft, Frederikshavn |
Ontwerp | Orlogsværftet |
Productie (kiel / te water / in dienst) | 1974-1977 / 1974-1977 / 1977-2000 |
Gebruiker(s) | Deense marine |
Specificatie | |
| |
Afmetingen (lengte/breedte/diepgang) | 46 m. / 7,40 m. / 2,2 m. |
Elektronica | Een 9GR 208 oppervlaktezoekradar, een 20T 48 Super navigatieradar, een 9LV 200 vuurleidingsradar, een EPLO actie-informatiesysteem en een Racal Cutlass B-1 ESM |
Bewapening | 1x OTO-Melara Compact,76-mm kanon, 1x FIM-92 Stinger, 8x RGM-84 Harpoon, 2 tot 4 TP 613 533-mm torpedo's of 20 mijnen |
Vliegtuigen | geen |
Voortstuwing | CODOG met 3x Rolls-Royce Proteus 52M-544 gasturbines van 9505 kW (12.750 as-pk) voor de 3 hoofdschroefassen, en 2x General Motors 8V-71 dieselmotoren van 595 kW (800 as-pk) voor 2 schroeven |
Waterverplaatsing | 240 ton standaard / 260 ton volbeladen |
Snelheid/Bereik | 40 knopen / 740 km. |
Bemanning | 24 |
Einde |
Begin jaren zeventig kwam de Deense marine tot de conclusie dat de dagen van de kleine FAC's met alleen lichte kanons en twee of vier zware torpedo's, gesteld waren. Als de Denen hun vloot van snelle aanvalsvaartuigen up-do-date wilden houden, moest er een geavanceerder type worden aangeschaft. Dit zou zwaarder en gevarieerder bewapend moeten zijn met onder meer geleide antischipraketten. Het bereik van deze raketten zou aanzienlijk groter moeten zijn dan dat van de torpedo's.
Ter aanvulling en vervanging van de zes vaartuigen uit de Søløven klasse, koos de Deense marine de veelzijdige FAC's uit de Willemoes klasse. Deze waren gebaseerd op de romp van de Zweedse Spica II klasse en hadden een CODOG-voorstuwing. Hiermee werd met de drie dieselmotoren een langeafstandskruissnelheid van twaalf knopen behaald. Met de drie gasturbines kon gedurende korte tijd een snelheid van 38 knopen worden bereikt.
De Willemoes klasse bestond uit tien vaartuigen, de Bille P540, Bredal P541, Hammer P542, Huitfeldt P543, Krieger P544, Norby P545, Rodsteen P546, Sehested P547, Suenson P548 en Willemoes P549. Alle schepen werden gebouwd door Frederikshaven Vaerft & Flydeclok. De tien vaartuigen werden tussen juni 1974 en juni 1977 te water gelaten, nadat er respectievelijk vier, vier en twee exemplaren waren besteld. Aanvankelijk werd de Willemoes als testschip voltooid. Hij werd door de Deense marine pas in gebruik genomen na de Bille, de eerste productieboot.
De eerste schepen werden als snel aanvalsvaartuig met kanons en torpedo's (FAC (G/T)) gebouwd. Ze hadden een 3-inch OTO Melara Compact L/76 kanon op het voordek en vier 21-inch buizen voor de Zweedse draadgeleide zwaargewicht antischiptorpedo's. Het doel was echter om een veelzijdig type met raketten, kanons en torpedo's (FAC (M/G/T)) te ontwikkelen, inclusief de RMG-84 Harpoon antischipraket die eind jaren zeventig verscheen. Hoewel het mogelijk was om alle torpedo's door raketten te vervangen, had de standaardversie ze allebei. De twee achterste torpedobuizen waren hierbij vervangen door twee enkele of dubbele containerlanceerinrichtingen voor deze belangrijke raket.
Net als de Søløven klasse werden de schepen uit de Willemoes klasse uit de vaart genomen toen de vaartuigen van de Flyvevisken klasse verschenen. In 2000 werden 9 van de 10 boten verschroot en de HDMS Sehested is nu een museumschip te Holmen, Denemarken.